Verslag van het debat over de academische vrijheid (UGent, 5 november 2025)

Gepubliceerd op 7 november 2025 om 23:08

Waar stopt de academische vrijheid? Die vraag vormde op 5 november het vertrekpunt van een debat aan de UGent met de academici Petra De Sutter, Patrick Loobuyck, Leo Neels en An Van Raemdonck. Dat de discussie ruim driehonderd studenten, medewerkers en geïnteresseerden naar het auditorium lokte, is een positief signaal. Het illustreert niet alleen hoe actueel het thema is, maar ook dat steeds meer mensen beseffen dat academische vrijheid onder druk staat.

Leo Neels en Petra De Sutter. Foto: Astrid Elbers

 

In zijn inleiding herinnerde Dylan Couck, assistent aan de vakgroep Europees, Publiek- en Internationaal Recht, eraan dat academische vrijheid een juridisch beschermd grondrecht is. Het Grondwettelijk Hof erkent dat onderzoekers en docenten, in het belang van kennisontwikkeling en pluralisme, een bijzonder ruime vrijheid moeten genieten om onderzoek te voeren en hun inzichten te delen.

Voor lesgevers betekent dat vrijheid binnen de grenzen van hun eigen vakgebied, met respect voor expertise en curriculum. Dat wil dus zeggen dat je niet om het even welke onzin kan verkondigen. Ook kan bijvoorbeeld wie geacht wordt familierecht te doceren, niet zomaar strafrecht onderwijzen.

Voor onderzoekers betekent die vrijheid dat zij zelf hun onderzoeksvragen en methodes mogen bepalen. Noch de overheid, noch de werkgever mag inhoudelijk ingrijpen. Hoe precair die autonomie soms is, toonde het recente geval aan de Sheffield Hallam University. Daar werd het onderzoek van mensenrechtenprofessor Laura Murphy naar de arbeidsomstandigheden van de Oeigoeren tijdelijk offline gehaald na druk uit China. Pas nadat Murphy dreigde met een rechtszaak wegens schending van haar academische vrijheid, kreeg ze excuses en mocht ze haar werk hervatten.

Ethische commissies

Toch betekent dat niet dat academische vrijheid grenzeloos is. Wetenschappelijke standaarden, ethiek en het ontbreken van een ‘recht’ op financiering vormen natuurlijke beperkingen. Couck benadrukte bovendien dat academische vrijheid niet gelijkstaat aan vrije meningsuiting. Het eerste vereist onderbouwde expertise en methodologische zorgvuldigheid. Het tweede laat je toe onzin te verspreiden, maar niet in de hoedanigheid van onderzoeker. Natuurlijk is het niet altijd duidelijk waar die expertise precies afgebakend kan worden.

'Onderzoeksvrijheid moet voor het hele ideologische spectrum gelden'

Op de vraag van dr. Edward De Vooght, senior-onderzoeker aan het Center for Journalism Studies en moderator van het debat, wat academische vrijheid voor onderzoekers binnen haar instelling precies betekende, antwoordde de rector van de UGent Petra De Sutter dat die grenzen volgens haar zo ruim mogelijk moeten zijn en dat de universiteit de academische vrijheid actief moet verdedigen. Uiteraard bestaan er ook limieten. Bij medisch onderzoek is er bijvoorbeeld een verplichte ethische toetsing. Daarnaast zijn er ethische commissies, een deontologische code van de UGent en een Commissie Wetenschappelijke Integriteit. Maar, benadrukte De Sutter, als democraat kan zij niet eigenhandig bepalen waar grenzen moeten liggen: daarover moet het debat gevoerd worden.

Patrick Loobuyck, hoogleraar moraalfilosofie aan de UAntwerpen en de UGent, sluit zich daarbij aan waar het gaat om medisch onderzoek, dierproeven of dual use-onderzoek (onderzoek dat zowel voor civiele als militaire doeleinden gebruikt kan worden). Maar volgens hem mag de rol van ethische commissies niet veel verder reiken. Dat zij zouden bepalen welke onderzoeksvragen in de sociale wetenschappen al dan niet gesteld mogen worden, noemt hij ronduit onwenselijk. Zulke afwegingen zijn immers onvermijdelijk politiek gekleurd. Linkse mensen vinden rechtse onderzoeksthema’s vaak onaanvaardbaar, en omgekeerd, aldus Loobuyck. Onderzoeksvrijheid moet voor het hele ideologische spectrum gelden. Daarom vindt hij het ook problematisch dat, zoals De Sutter suggereert, peers in disciplines zonder ethische commissies zouden moeten oordelen over de ethische toelaatbaarheid van onderzoek. In sommige vakgroepen deelt iedereen dezelfde ideologische overtuiging en dan heb je een probleem, stelt Loobuyck.

Maatschappelijke verantwoordelijkheid

An Van Raemdonck, arabist, antropoloog en postdoctoraal onderzoeker aan de UGent, wijst erop dat het wettelijke kader rond academische vrijheid relatief recent is. Maar volgens haar reikt het begrip verder dan de juridische omschrijving. Ze verwijst naar de rol van beroepsverenigingen en haalt de Amerikaanse American Association of University Professors (AAUP) aan, die al in 1915 een invloedrijke verklaring publiceerde over academische vrijheid. Daarin staat dat academici rekening moeten houden met het common good, volgens Van Raemdonck. Met andere woorden: academische vrijheid gaat gepaard met maatschappelijke verantwoordelijkheid. En bepaald ‘onderzoek’ kan net heel schadelijk zijn voor de samenleving.

De discussie verschuift al snel naar de recente controverse rond Bouke de Vries, de filosofieprofessor aan de UGent die onder vuur kwam te liggen in de pers en zijn eigen vakgroep vanwege academisch werk dat niet aansloot bij de ideologische mainstream. Van Raemdonck – die mee een open brief tegen Bouke de Vries en zijn doctoraatsstudent Craig Willy met als titel ‘Bezorgdheid om legitimatie van eugenetica en racisme aan vakgroep wijsbegeerte van UGent’ in Apache had ondertekend – zei over de artikels die De Vries had gebruikt: ‘De studenten hebben aangevoerd dat zij het problematisch vonden dat De Vries theorieën gebruikt die verouderd zijn zonder ze te duiden. Je kan verwijzen naar zulke zaken, maar je moet ze dan wel duiden.’

'Als een academicus beweert dat de aarde plat is, dán is dat verouderd. Dat geldt niet voor De Vries’ onderzoek.’ Dat was recent onderzoek met peerreview'

Met haar verwijzing naar de verklaring van 1915 suggereert Van Raemdonck dat De Vries zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid niet neemt en zo mogelijk schade berokkent aan de samenleving. Wat ze daarbij vergeet is dat de verklaring van 1915 de verantwoordelijkheid juist koppelt aan een quasi absolute academische vrijheid. In de tekst staat namelijk: ‘De verantwoordelijkheid van de universiteit als geheel ligt bij de bredere gemeenschap, en elke beperking van de vrijheid van de docent zal onvermijdelijk een schadelijke uitwerking hebben op de efficiëntie en het moreel van de instelling, en daardoor uiteindelijk op de belangen van de samenleving.’

Patrick Loobuyck en An Van Raemdonck. Foto: Astrid Elbers

 

Academische vrijheid versus vrije meningsuiting

Leo Neels, emeritus professor mediarecht aan de UAntwerpen en de KULeuven, verwerpt bovendien de stelling van Van Raemdonck dat De Vries’ werk ‘verouderd’ is. ‘Als een academicus beweert dat de aarde plat is, dán is dat verouderd. Dat geldt niet voor De Vries’ onderzoek.’ Dat was recent onderzoek met peerreview. Bovendien heeft de UGent hem vrijgepleit van alle klachten. Ook Loobuyck benadrukt dat De Vries’ onderzoek, over de houdbaarheid van de liberale democratie, een legitiem onderzoeksonderwerp is.

Daarmee komt ook de vraag op tafel waar expertise precies eindigt. Neels erkent dat elke academicus recht heeft op vrije meningsuiting, maar niet noodzakelijk als academicus. ‘Wie aan een universiteit werkt, is ook een ambassadeur van die instelling. Je bent geen professor van negen tot vijf’, zegt hij. Daarom zouden academici volgens hem voorzichtiger moeten zijn met het publiek uiten van meningen buiten hun vakgebied.

De Sutter vult aan dat veel jonge wetenschappers vandaag zelfs aarzelen om een mediastudio binnen te stappen uit schrik voor de bagger achteraf op sociale media. Daarom krijgen ze mediatraining en de raad om strikt binnen hun expertise te blijven. Als ze toch over andere zaken hun mening willen geven, moeten ze duidelijk maken dat ze spreken als burger en niet als expert.

Loobuyck nuanceert dat dan weer. Niet elke academicus heeft hetzelfde profiel, zegt hij. Sommige onderzoekers praten graag over hun werk, andere minder. Mensen te snel ter verantwoording roepen is volgens hem onnodig. ‘De meeste mensen zijn te goeder trouw. Iedereen kan al eens een fout maken.’

Dan rijst de vraag of wetenschap ook activistisch mag zijn. Loobuyck blijft daar voorzichtig in. Het is volgens hem goed dat niet alle academici activistisch optreden, omdat activisme je gevoeliger maakt voor de confirmation bias: je ziet sneller wat je eigen overtuiging bevestigt. Activisme en de zoektocht naar objectieve kennis zijn dus niet direct bondgenoten. Toch kan een activistische ingesteldheid ook iets opleveren, nuanceert hij. Wie een linkse of rechtse bias heeft, kan vanuit dat perspectief net bepaalde aspecten naar boven halen die anderen minder snel opmerken. Wetenschap is bovendien geen soloproject: ze draait om het samenbrengen van die verschillende invalshoeken. En dat leidt dan weer tot voortschrijdend inzicht.

Gaza

De vraag of wetenschappers activistisch mogen zijn, is natuurlijk bijzonder actueel in het licht van de oorlog in Gaza. Loobuyck merkt op dat wie twee jaar geleden het woord ‘genocide’ gebruikte als activist werd weggezet en dat dat ook logisch was: de tijd moest immers duidelijk maken of het over een genocide ging of niet. Van Raemdonck repliceerde daarop dat ruim achthonderd experts twee jaar geleden al waarschuwden dat er iets ernstigs aan de hand was.

'Het Internationaal Strafhof velt het eindoordeel. En dat heeft tot op heden niet gezegd dat er een genocide in Gaza is'

Maar in het statement van die experts stond expliciet dat het om een waarschuwing ging voor een mogelijke genocide en dat die voorkomen moest worden: ‘De ondertekenaars doen een dringende oproep aan staten om concrete en betekenisvolle stappen te ondernemen, zowel individueel als collectief, om genocidale daden te voorkomen, in overeenstemming met hun wettelijke verplichting om het misdrijf van genocide te voorkomen. Zij moeten de Palestijnse bevolking beschermen en ervoor zorgen dat Israël zich onthoudt van verdere aanzet tot genocide en van het plegen van handelingen die verboden zijn volgens Artikel II van het Genocideverdrag.’

Neels roept op om niet te onnadenkend met het begrip genocide om te springen. Dat is een nauw omschreven begrip in juridische verdragen. Het Internationaal Strafhof velt het eindoordeel. En dat heeft tot op heden niet gezegd dat er een genocide in Gaza is. Het standpunt dat De Sutter eerder in De Morgen verkondigde, namelijk ‘een prof die beweert dat er geen genocide is in Gaza moet daarop aangesproken worden’, verliest daarmee meteen zijn legitimiteit.

Financiering

Tot slot werd ook stilgestaan bij de invloed van financiering op academische vrijheid. Uiteraard wordt de academische vrijheid al beperkt doordat er geen financiële middelen zijn om werkelijk alles te onderzoeken. De Sutter benadrukt dat ook machtsstructuren mee beïnvloeden welk onderzoek kan plaatsvinden.

Neels benadrukt dan weer dat België het zeer goed doet op vlak van medisch en farmacologisch onderzoek. We krijgen daarvoor financiering van de bedrijven. Een positieve evolutie is ook – en dat is weinig geweten - dat vandaag in de contracten moet staan dat de onderzoeker de totale vrijheid heeft om de onderzoeksresultaten te publiceren, ook al zijn ze niet naar de zin van de sponsor. Qua onafhankelijkheid doen we het dus stukken beter dan vroeger.

Maar Van Raemdonck heeft haar vragen bij die onafhankelijkheid. Wat als universiteiten soms zonder het zelf goed te beseffen worden ingeschakeld in kennisproductie die eigenlijk ten dienste staat van defensie en militarisering? Volgens Neels is dit eigenlijk de discussie niet waard. De staat heeft een grondwettelijke plicht om het grondgebied te verdedigen. Het is dus logisch dat kennisproductie gebruikt kan worden voor defensie en militarisering.

Ideologische diversiteit

Het debat zelf was boeiend, maar sommige gevoelige kwesties bleven aanvankelijk op de vlakte. Dat veranderde tijdens de vragenronde. Een student van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV) verwees naar het volgens hem uitgesproken linkse overwicht onder studenten en personeel aan de KU Leuven, en zag geen reden om te denken dat het aan de UGent anders is. Hoe garandeer je dan dat iedereen spreekrecht heeft? De Sutter antwoordde dat zij dat recht voor alle studenten wil verdedigen en benadrukte dat zulke onevenwichten niet bewust gecreëerd worden, maar historisch zo gegroeid zijn.

'Studenten zijn geen kinderen. We moeten ze weerbaar maken'

Loobuyck merkte op dat het academische klimaat vandaag inderdaad sterk progressief gekleurde onderzoeksthema’s stimuleert, zoals genderstudies. Daardoor voelen sommige onderzoekers zich minder aangesproken om eraan deel te nemen. Ideologische diversiteit binnen onderzoeksgroepen is belangrijk, zei hij, al bestaat er geen eenvoudige manier om die te realiseren.

Iemand waarschuwde ook dat DEI-beleid op gespannen voet kan staan met waarheidsvinding, een kernwaarde van de universiteit. Loobuyck bevestigde dat punten als trigger warnings en respectvolle taal soms botsen met lesinhoud over de islam of het jodendom. Er kan spanning zijn tussen respect voor die mensen en de safe space die het auditorium moet zijn voor het uiten van ideeën. Het is trouwens geen goed idee om al te omzichtig om te gaan met studenten. Studenten zijn geen kinderen. We moeten ze weerbaar maken.

Een hoogleraar rechten besloot het gesprek met een principiële noot: een universiteit moet zich onthouden van stellingname in maatschappelijk controversiële kwesties.

 

Dr. Astrid Elbers

Universiteit Antwerpen

De auteur is kernlid van Hypatia