Woke is niet de overtreffende trap van inclusie, maar de ontkennende

Gepubliceerd op 21 januari 2024 om 21:30

Niets is wat het lijkt, zo luidt de titel van de openingsrede van confrater Anne Marie De Clerck van 27 oktober 2023. De rede en de repliek van Stafhouder Van Vlaenderen zijn gepubliceerd op de webstek van de Balie van Gent. Op de website van de Balie wordt de rede een bom genoemd, gevolgd door een oproep om inclusie en diversiteit te bevorderen.

Em. prof. dr. Leo Neels

 

Of de rede inclusie en diversiteit bevorderde, is nog maar de vraag, nadat de plechtige vergadering van advocaten en magistraten werd aangesproken op haar “witheid”, in een poging om het … ahum … institutionele racisme van de justitiële wereld aan te tonen.

De rede thematiseert klassenjustitie, naar aanleiding van de commotie die het eindarrest in de zaak Reuzegom opwekte. Het arrest wordt, terecht, een modelarrest genoemd omdat er “in een barbarij van gebeurtenissen” op beschaafde wijze recht werd gesproken. Dat is toch waar het om gaat in een rechtsstaat, dat concreet recht wordt gesproken, op basis van de feiten, de wetgeving, het onderzoek, de argumenten van alle partijen en het dossier.

Ja, er was commotie rond de uitspraak. Er is in het publiek debat weinig bij stilgestaan, doch het Reuzegomlid van andere herkomst of huidskleur werd op dezelfde wijze be- en veroordeeld als de andere studenten die deelnamen aan de fatale studentendoop. Alle partijen hebben berust in het arrest van het hof, dat het eerste en enige oordeel was in de zaak. De onderliggende feiten van de zaak-Reuzegom blijven confronterend en onaanvaardbaar, maar het procesverloop voor het hof en het arrest sloten de zaak waardig en op hoog niveau af.

 

Klassenjustitie?

Toch klassenjustitie? Het verwijt rust op de speculatie dat bepaalde daders sneller zouden worden vervolgd of strenger zouden worden veroordeeld dan andere. In de rede werd Nederlands onderzoek aangehaald dat bevestigt dat klassenjustitie kan voorkomen, doch er werd ook op gewezen dat men het moeilijk of niet kan aantonen of meten. De verscheidenheid van casussen maakt ze onvergelijkbaar en laat meting niet toe.

Dan wordt er maar verwezen naar gerapporteerde ongelijkheid in vertrouwensmetingen van het publiek in justitie (Hermans en Kruithof, “(H)erken de klasse-ongelijkheid in vertrouwen in justitie”, Juristenkrant 28 juni 2023), die reëel is. De auteurs ervan beweren dat de beschrijvende analyse van sociale verschillen in de uitdrukking van vertrouwen dient als “opstap naar de meting van klassenjustitie zelf”. Dat is niet meer dan een stoere bewering, vertrouwensmetingen zeggen echt niets over klassenjustitie.

Het verwijt van klassenjustitie betekent niet minder of meer dan dat rechtspraak partijdig is: onverantwoord mild voor wie tot de heersende klasse behoort, en illegitiem streng voor wie daar niet toe behoort. “Wie daar niet toe behoort” kan een brede groep zijn, o.m. ook wie scoort op andere ‘achterstellingscriteria’, zoals etniciteit, afkomst, migratieachtergrond, opleidingsniveau etc.

Discriminatie en vooroordelen zitten in de vezels van onze samenleving, zo luidt het verder, en het gehele strafrechtelijke traject is erdoor gekleurd: opsporing, voorlopige hechtenis, strafonderzoek, seponeringsbeslissingen, bestraffing en strafuitvoering … Justitie faalt! En dat kan ook niet anders, want de advocaten en magistraten van vandaag hebben nog vaak ouders uit de heersende klasse, ze kennen de wereld niet en kunnen discriminatie niet zien … Alstublieft!

 

De identiteit van anders zijn

De feestredenaar vertrekt van haar identiteit van anders zijn (p. 1), die ons brandmerkt als “witte” personen. Die premisse bepaalt haar visie en analyse.

Het verhaal gaat, samengevat, als volgt: u en ik, “de witten”, zijn de groep die niet weet hoe klassenongelijkheid aanvoelt, omdat we een identitair kenmerk hebben – onze huidskleur – dat ons belet discriminatie te zien of aan te voelen. Wij reageren met ongemak of weerstand wanneer we geconfronteerd worden met informatie over raciale ongelijkheid en onrechtvaardigheid. Wij, de “witten”, zien dat niet, we kunnen dat niet zien. Wij moeten eindelijk ons “wit privilege” inzien, ons empatisch falen erkennen, en aldus het vertrouwen terug opbouwen.

Met dat amalgaam moeten we verder. Het anker van de ratio wordt gelicht, identitaire groepskenmerken nemen de plaats in en emoties heersen. Evidentie is niet nodig, perceptie volstaat, het standrechtelijk oordeel is geveld.

 

Identitair denken: het nieuwe normaal ?

Het narratief heeft een component met academische pretentie, gekend als critical race theory; die ontstond in de VS tegen de achtergrond van de rassensegregatie daar (https://en.wikipedia.org/wiki/Critical_race_theory; https://www.britannica.com/topic/critical-race-theory; ). Ik tracht beknopt de kernpunten samen te vatten (zie: W. Weyns, Wie, wat woke, 2021).

Ras en etniciteit worden, in dat kader, voorgesteld als uitgevonden sociale constructies, door de dominante “witten” bedoeld om personen met een andere huidskleur te onderdrukken en uit te sluiten. Samenleving en recht zijn gekenmerkt door systemisch racisme, hetgeen moet blijken uit de systematische benadeling en discriminatie van die personen met een andere huidskleur of herkomst.

Men vertrekt vanuit individuele identiteit en de groepsidentiteit die dat oplevert. Het startte vanuit herkomst of huidskleur – zwart is goed, wit is fout – maar inmiddels gaat het om een heel gamma van identitaire kenmerken zoals herkomst, huidskleur, ras – zogenaamd ras moet je vandaag zeggen -, maar ook seksuele identiteit – geslacht en gender – of sociale klasse, laag opleidingsniveau, of nog, lichamelijke beperkingen of obesitas en ga zo maar door.

Alles wordt begrepen in machtstermen van gediscrimineerde en verongelijkte identitair bepaalde minderheidsgroepen tegenover een gezamenlijk vijandbeeld, samengevat als “white privilege”, of “de hegemonie van de witte man”. Die heeft de samenleving naar zijn identiteit ingericht, en onderdrukt de anderen.

Minderheidsgroepen zijn dan constant het voorwerp van “micro-agressies” en moeten zich altijd verweren tegen onderdrukking: het leven is één zero-sumstrijd met alleen maar winnaars en verliezers. Men voelt zich uitgesloten en reageert met uitsluiting, de zogenaamde cancel culture (A. Dershowitz, Cancel Culture. The latest Attack on Free Speech and Due Process, 2020). Alles wordt beheerst door perceptie, ervaring en beleving.

Die critical race theory (CRT) is activisme onder academisch vernis. Wat men voelt, percipieert of ervaart wordt gezien als bewijs van diep racisme van de “witte” samenleving. Al in 2019 is dit alles in de zgn. grievance studies affair ontmaskerd, en het leverde het bekroonde boek op van H. Pluckrose en J. Lindsay (Cynical Theories. How Activist Scholarship made everything about Race, Gender and Identity – and why this harms everybody, 2020).

Toch blijven de zogenaamde “critical theories” in de mode: “witte” mensen zijn intrinsiek racistisch, aldus de CRT. Als ze dat ontkennen, leveren ze daarmee het ultiem bewijs van hun racisme. Wie ontkent racistisch te zijn, is het dus zeker, net als wie bekent, er is geen ontkomen aan want hun schuld staat vast wegens de misdragingen van hun voorouders. De historisch gefundeerde “witte” hegemonie moet nu gesloopt worden, dat is de agenda.

De CRT is ook aan Vlaamse universiteiten binnengeslopen. De Amerikaanse passionaria’s van deze critical race theory, aangevuld met critical gender theory, zijn erdedoctores aan de KU Leuven (Kimberley Crenshaw, 2020) en UAntwerpen (Patricia Williams, 2021). In de rede wordt Robin Di Angelo geciteerd, een blanke auteur, die van haar woke-obediëntie met boeken en speeches een succesrijk businessmodel heeft gemaakt. Douglas Murray noemt haar “an obscure academic” (D. Murray, The War on the West. How to prevail the Age of Unreason, 2022). Haar publicaties zijn intellectuele slagvelden.

 

De ontkenning van de rechtsstaat

Dit identitaire denken situeert zich volledig in de negatie van het rechtsstatelijk denken: de dystopische samenleving is ontdaan van rechten en vrijheden, en van elk idee van sociaal contract of legaliteit. Er rest enkel nog de strijd tegen de vermaledijde heerser, men is winnaar of verliezer, er is alleen nog het groot gelijk van de ene en het ongelijk van de andere – gebaseerd op identiaire kenmerken en predestinatie van de groepsaanhorigheid.

Dat is de diepere betekenis van de critical race theory en haar zusje, de critical gender theory, die de basis zijn van woke: anders dan anderen heeft men het licht gezien, de andere, de “witte”, kan dat niet, hij is en blijft de vijand. Progressie is niet mogelijk want men blijft ingedeeld in de hokjes van de identitaire segregatie.

Dit staat haaks op het mensenrechtendiscours, dat incrementele vooruitgang erkent, terwijl de critical theories de fundamenten van de liberale orde aanklagen, inbegrepen de gelijkheidstheorie, het recht, het rationalisme van de verlichting en de constitutionele orde.

Kleurenblindheid en neutraliteit van beleid bestaan niet, er is slechts verdeeldheid en strijd. Het gaat ook om de klassieker van de gelijkheidsindustrie, die kansengelijkheid negeert en resultaatsgelijkheid eist hier en nu (Marc De Vos, Ongelijk maar Fair. Waarom onze samenleving ongelijker is dan we vrezen, maar rechtvaardiger dan we hopen, 2015).

 

Moderniteit, mensenrechten en het gelijkheidsbeginsel

De moderniteit en de verlichting brachten ons de rechten van de mens. De Belgische Grondwet is er een van de eerste krachtige vertalingen van die stand hield. De gelijkheid is er sedert 1831 verankerd in artikel 6, nu 10, zoals in 1948 in de Universele Verklaring van de UNO (art. 1), en in 1950 in het EVRM van de Raad van Europa (art. 14), en ten slotte in de Europese Unie sedert 2012. In de VS werd het 14de Amendement bij de Grondwet in 1868 van kracht.

De idealen van “liberté, égalité en fraternité”(Déclaration des droits de l’homme, 1789) liggen vast: vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid. Formidabele maar moeilijk te verwezenlijken idealen, omschreven als individuele rechten.

In zijn eenvoud is het gelijkheidsbeginsel een zeer ambitieus leerstuk, gemakkelijk om te verkondigen maar moeilijk om waar te maken. Alle mensen zijn verschillend, van geslacht, naam, herkomst, (zogenaamd) ras, of nog, van stand, opleiding, overtuiging, nationaliteit of religie, of van enig ander kenmerk; noem huidskleur, lengte, gewicht, vaardigheden, en zo meer. Geniet van al die verschillen, zo luidt de boodschap van de moderniteit, niemand zal omwille van enig verschil anders bejegend worden door de autoriteiten.

Het gelijkheidsbeginsel is later nog uitgebreid van aanspraken tegen overheden – negatieve werking – naar aanspraken naar de overheden – positieve werking – en naar onderlinge bejegening van burgers ten opzichte van elkaar – horizontale werking. Wat een grote stappen, en ook: wat een moeilijk waar te maken stappen!

In zijn repliek herinnerde de Stafhouder van Gent eraan dat de in 1831 in de Grondwet afgekondigde gelijkheid nog grote inzet vroeg van de Balie zelf, alleen al om taalgelijkheid in de strafgerechten te bekomen. De eerste taalwetten dateren van 1873, en de Vlaamse Conferentie bij de Balie van Gent liep voorop. Om nog een ander voorbeeld te noemen: stemrecht voor vrouwen werd pas in 1948 ingevoerd, 117 jaar na de gelijkheidsproclamatie van 1831. Maar het werd wel ingevoerd, niet?

Gelijkheid is de norm, zonder meer. En een democratie die op rechten en vrijheden berust, evolueert. De evolutie is soms traag en complex, maar ze is er wel. De fundamentele keuze van de verlichting was om het risico en de imperfectie van de vrijheid te verkiezen boven het risico en de perfectie van de onvrijheid (Marc De Vos, in: L. Neels, De Verlichting uit evenwicht? Over normen en waarden, vrije meningsuiting en dominante religies, 2016, p. 33).

Met respect gezegd: de liberale, op rechten en vrijheden berustende democratie – de rechtstatelijke democratie – is het enige regime dat dit deed. Daarop doelde ook Churchill in 1947, toen hij de democratie benoemde als … “the worst form of Government except for all those other forms that have been tried from time to time.…”.

Ook al zou men ze wegzetten als voorbeeld van “wit superioriteitsdenken”, historische feiten zijn wat ze zijn, en de Franse filosoof Pierre Tavoillot herinnert er aan : “Dans l’histoire des civilisations, il en est une – et une seule – que a promu cette idée étrange et singulière que tous les hommes – femmes comprises – peuvent prétendre devenir des grandes personnes.”

Hij voegt er aan toe: “Bien sûr, je ne songe pas à nier que l’Europe ait été aussi sexiste, raciste, esclavagiste, impérialiste et imbue de sa supériorité, mais elle l’a été à l’instar de toutes les autres grandes civilisations connues. En revanche, ce qui la distingue, dans toute l’histoire humaine, est qu’elle a été la seule à avoir inventé aussi l’antisexisme, l’antiracisme, l'anti-impérialisme, l’abolition de l’esclavage(…). Il faut être aveugle pour ne pas percevoir que sa puissance émancipatrice est inégalée dans l’histoire humaine”. (P. Tavoillot, Comment gouverner un people-roi? Traité nouveau d’art politique, 2019, p. 323).

Douglas Murray wees erop dat “such a truthful answer remains at the very edges of permissible sayability. Into the silence left by the impossibility of saying what is true, anything and everything can roam. When white people have to be ashamed of the culture that has produced them , almost anything can happen.” (gec., p. 264). Hij wees erop dat personen met andere herkomst of huidskleur president, eerste minister of regeringsleden werden in Westerse, “witte” landen, zoals de VS, het VK. Overigens ook in België.

Gelijkheid, begrepen als kansengelijkheid blijft de norm, de onvolmaaktheid stimuleert verandering en verbetering, en de democratische rechtsstaat is het model dat waardenprogressie als beleid bevordert en integreert. Moeizaam, langzaam, maar gestaag.

 

Mensen zijn rare wezens

En toch en toch. Het belangrijkste is niet dat de gelijkheid niet volledig verwezenlijkt is, maar dat ze een van de grote idealen blijft, en samen met de vrijheid en solidariteit het belangrijkste.

Zoals historisch gebleken is, is het een moeilijk te verwezenlijken ideaal, en dat zal altijd zo zijn, omdat we mensen zijn. Jonathan Haidt gebruikt het beeld van het iele mannetje dat boven op de olifant zit en die aanstuurt. Het mannetje is onze bewuste redenering, de ratio, en de olifant verbeeldt de overige 99 procent van onze mentale processen: dat zijn de processen die buiten ons bewustzijn plaatsvinden, maar feitelijk het grootste deel van ons gedrag bepalen, onze intuïtieve reacties van alertheid, alarm, gevaar!

Met andere woorden, het menselijk vermogen om rustig en beheerst te overwegen, na te denken en af te wegen, is kleiner en ook trager dan we denken, vaak wordt het mannetje bovenop op sleeptouw genomen door de olifant (Jonathan Haidt, The Righteous Mind, Why People are divided by Politics and Religion, 2012).

Daniel Kahnemann noemt de olifant System One, onze onmiddellijke, overhaaste en spontane reactie. System Two is onze analytische capaciteit die ons toelaat om wat afstand te nemen, te analyseren en na te denken (Daniel Kahnemann, Thinking Fast and Slow, 2012). Het is kleiner en trager dan System One, maar het maakt rationele keuzen mogelijk.

Haidt wijst erop dat onze ratio ook wel vaak leidt tot de rechtvaardiging van onze aanvankelijke, ondoordachte en intuïtieve reacties, die we dan goedpraten. Haidt noemt dat onze inner lawyer. Hij werpt de prangende vraag op waarom we niet eerder ons verstand gebruiken als inner judge of inner scientist: we zouden beter onze denkkracht steken in het vinden van de waarheid, of de beter overdachte oplossing, dan in het zoeken naar bewijs dat onze instintctmatige initiële reactie toch de juiste was … (J. Haidt, gec., p. 83).

 

Veerkracht, rede en burgerschap

In de moderne literatuur is gewezen op antifragiliteit. Het begrip wijst op meer dan robuustheid of veerkracht. Fragiele zaken breken, en robuuste zaken kunnen tegen een stootje, maar antifragiele zaken worden net beter wanneer ze aangevallen worden en druk ondervinden. Hét voorbeeld dat Taleb in zijn boek geeft, is ons immuunsysteem, dat voortdurend geoefend wordt en sterker wordt bij aanvallen door virussen, bacteriën en parasieten (N. Taleb, Antifragile, How to live in a world we don’t understand, 2012). Hetzelfde is het geval met ideeën: die worden beter als ze in vraag gesteld worden, en wanneer men open staat voor tegenspraak en argument. Du choc des idées jaillit la lumière!

“Woke”, het activisme van de identitaire groepen die zich “ontwaakt” weten, doet het omgekeerde. Het rust op emotie en cultiveert een veiligheidsobsessie, zowel ten opzichte van gevoeligheden als van onwelgevallige ideeën. Aan Amerikaanse universiteiten, waar die ideologie soms is doorgeslagen, leidde ze tot een waterval van trigger warnings, cancel culture en safe spaces: de overbescherming van studenten die moeten worden afgeschermd van nieuwe ideeën.

Het is een zot voorbeeld, maar diepreligieuze gemeenschappen die geloven in het Scheppingsverhaal, verzetten zich in de VS tegen het onderwijs van de evolutieleer van Darwin. Religie ten strijde tegen wetenschap, in de eenentwintigste eeuw! Lukianoff en Haidt waarschuwen tegen de intellectuele veiligheidsobsessie en de overprotectie van scholieren en studenten, die leidt tot intellectuele stilstand en onzin (G. Lukianoff en J. Haidt, The Coddling of the American Mind, 2018). Studenten worden er “snowflakes”, wij zouden zeggen: lulletjes rozenwater…

Gevoelens zijn belangrijk, maar de auteurs waarschuwen voor een overdreven vertrouwen in gevoelens. Die zijn al vrij belangrijk voor ons gedrag, maar het iele mannetje op de olifant moet ervoor waken de controle niet uit handen te geven, het is zijn taak om de olifant te leiden.

Epictetus beschreef al dat het vaak niet externe gebeurtenissen of opinies zijn die ons beangstigen of kwetsen, maar de manier waarop we erop reageren: hij pleitte al voor onverstoorbaarheid, vrijheid van passie en het juiste gebruik van indrukken, wat in grote lijnen inhoudt dat je niet direct alles wat aan je verschijnt als goed of slecht moet willen beoordelen. Spinoza vroeg al aandacht voor beschrijven, begrijpen en niet oordelen (T. Beeckman, Spinoza, Door Spinzoa’s Lens, Een oefening in levensfilosofie, 2012).

 

Micro-agressies

Weg met de “micro-agressies”! Immers, als we de remmen van de gevoelswereld lossen, gaan ze met ons aan de haal, de misverstanden liggen dan voor het grijpen. Vanuit identitair standpunt wordt alles meteen een aanval en een benadeling. Men ligt op vinkenslag voor negatieve impact, en schrijft de gepercipieerde impact toe aan de intentie van de spreker.

Mensen kunnen ook anders interpreteren, zonder irrationaliteit, of zonder dat ze logische drogredenen of onwaarheden toeschrijven aan anderen: dat kennen we als het principle of charity, schrijven Lukianoff en Haidt. Vrije meningsuiting en het vermogen om beledigingen te tolereren zijn de kenmerken van de vrije en open samenleving die mensen aankunnen.

We kunnen dat, als we ons hoeden voor een mentaal prototype dat maar twee categorieën kent, die van slachtoffer en die van onderdrukker; het menselijk tribalisme (the elephant), leidt ons snel naar die valkuil, de wij/zij-dichotomie en de standrechtelijke veroordeling. Ons moreel tribalisme verbindt ons met de groep waarmee we ons identificeren, maar verblindt ons ook voor wat de werkelijkheid rondom echt is. Lukianoff en Haidt vatten het als volgt samen: “morality binds and blinds”.

 

Le vivre ensemble

Daar pal tegenover staat burgerschap, in de woorden van Martin Luther King, “common-humanity-identity-politics”. Het EHRM noemt het “le vivre ensemble”, “living together” (ECHR, S.A.S. v France, 1 juli 2014, § 153). Jonathan Haidt gebruikt het beeld van de the hive, de bijenkorf. Ons recht en onze cultuur steunen op de waardigheid en gelijkwaardigheid van eenieder. Van mensen mag verwacht worden dat ze genoeg zelfbeheersing hebben om irritaties, beledigingen en kleine conflicten van zich af te schudden terwijl ze hun projecten nastreven; dat zijn geen aanvallen op hun waardigheid of identiteit. En samen leven is een leertraject voor elkeen, maar wel de moeite waard; er is ook geen alternatief voor.

In dat “living together” heerst de vrijheid van meningsuiting die, naast het gelijkheidsbeginsel, evengoed een kroonjuweel is van de rechtsstaat. Grote uitingsvrijheid is altijd beter dan repressie, zo luidt de wijsheid. En zo kan het zo maar zijn dat we toelaten dat eenieder zaken naar voor kan brengen die ons verontrusten, choqueren of verontwaardigen, en dat we daar inderdaad toch rustig mee omgaan, en het debat aangaan.

In de regel zal het immers ook bij wat meer extreme opinies gaan om beschermde uitingen, en de vrijheid brengt mee dat we erop kunnen reageren met ruimdenkendheid en verdraagzaamheid – the principle of charity! – zonder dewelke een democratische samenleving niet kan bestaan. Zo luidt de vaste rechtspraak van het Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg (Pieter van Dijk e.a., “Freedom of expression”, in Theory and Practice of the European Convention on Human Rights, 2018). Al in 1927 kwam uit de Amerikaanse rechtspraak van het US Supreme Court het iconisch pleidooi voor een slimme reactie op “bad speech”, namelijk “more speech, not enforced silence”.

De woke-ideologie ziet dit anders. Daar levert het juiste identitaire kenmerk het voorrecht op om gevrijwaard te worden van onwelkome uitingen die als micro-agressie omschreven worden. Woke beoogt om die te voorkomen en verbieden, de nieuwe woorden – Newspeak in de beste Orwelliaanse traditie van 1984 – zijn “cancel culture” en “safe space” : al wie niet tot mijn identiaire groep behoort moet oppassen met wat hij of zij wil zeggen, of ik kan haar of hem uitsluiten, ik heb met mijn identitaire groep recht op een safe space, waarin ik alleen moet aanhoren wat ik wil aanhoren, en dat is wat met mijn identitair inzicht overeenstemt, en wat voor mijn identitaire groep past. Censuur, uitsluiting en verbod definiëren de termen van het debat, weg met the marketplace of ideas.

De “woke”-beweging negeert de universele waardigheid van alle mensen, en rust op een slachtoffercultus, gebaseerd op identitaire groepskenmerken. Ras en geslacht, nadien gender zijn de trekkers. Op de woke-planeet is men hoog-sensitief voor onnozelheden, men ziet er alles in conflictuele termen waarin men direct moet klagen, de verontwaardiging heerst.

Weg daar met verbinding en solidariteit, weg ook met gelijkheid hoewel men zich kampioen waant van de strijd tegen discriminatie!

Leve het groot gelijk vanuit de identitaire cocon, leve de verontwaardiging en het intentieproces en denigratie als stijlmodellen!

Woke is niet de overtreffende trap van diversiteit en inclusie, maar de ontkennende.

Niets is wat het lijkt, zegt De Clercq, en ze heeft gelijk: haar uitgestoken hand bleek een vuist te zijn.

Tavoillot (p. 329) beschrijft het als volgt: “On a perdu l'horizon de la démocratie: permettre à chacun d'être adulte et de le rester tout au long de sa vie. Faire grandir, voilà ce qui fait toute la grandeur. La vraie question est: le voulons-nous?”

 

Em. prof. dr. Leo Neels

Universiteit Antwerpen

De auteur is kernlid van Hypatia

Deze tekst verscheen eerder in Jubel en werd overgenomen met toestemming van de auteur.